Blog 23.11.2021
5 tips voor het veilig inrichten van de fysieke leefomgeving
Hoe kun je de fysieke leefomgeving veilig inrichten? Hoe houd je rekening met veiligheid bij het ontwerpen van bijvoorbeeld een gebouw? Hoe stel je veilige voorwaarden binnen een gemeentelijk omgevingsplan? Ontwerp Veilige Omgeving geeft je vijf tips voor het veilig inrichten van de fysieke leefomgeving.
1. Scheid of cluster functies.
Het scheiden van functies houdt in dat je de risicobron en de risico-ontvanger zo ver mogelijk van elkaar verwijdert. Bouw bijvoorbeeld geen kwetsbare gebouwen in de nabijheid van bedrijven met gevaarlijke stoffen. Maak clusters: bundel verschillende soorten infrastructuur, zoals een spoorlijn langs de snelweg. Of zorg dat de productie en verwerking van gevaarlijke stoffen op één locatie gebeurd. Op die manier bundel je aan de ene kant zoveel mogelijk gevaar op één plaats en zoveel mogelijk risicogevoeligheid aan de andere kant.
2. Beperk of vergroot de bescherming van het aantal mensen in de buurt van een risicobron.
Hoe deel je een ruimte zo op dat je rekening houdt met veiligheid? Je beperkt het aantal aanwezigen in de buurt van een risicobron of vergroot de bescherming van de aanwezigen in de buurt van een risicobron. Maar hoe pak je dat praktisch aan? Denk bijvoorbeeld goed aan bebouwingsdichtheid, hoogte van bebouwing en bezettingsgraad — hoe minder mensen er aanwezig zijn, hoe minder mensen in gevaar kunnen komen. Maar denk ook goed na over het beschermen van aanwezigen. Zet functies met verminderd zelfredzame mensen verder af van de risicobron of zorg dat er schuilmogelijkheden in de omgeving zijn.
3. Tref maatregelen tijdens de bouw.
Ontwerp individuele gebouwen of complexen op zo’n manier dat het risico beperkt blijft. Denk bijvoorbeeld aan de stevigheid van de constructie, de brandwerendheid van het materiaal en risicobeperkende installaties als ventilatie, sprinklers en een ontruimingsalarm.
4. Sluit risicovolle activiteiten uit.
Een beetje een open deur, maar het meest veilig is het natuurlijk om risico volledig te vermijden door geen risicovolle activiteiten in de buurt van kwetsbare gebouwen of locaties te situeren. Dit kan bijvoorbeeld in het stadium van het omgevingsplan door bepaalde functies wel of niet toe te delen aan een locatie. Is het onvermijdelijk om functies te laten samenkomen? Stel dan eisen aan de risicovolle activiteit bij het afgeven van een omgevingsvergunning.
5. Houd rekening met de gebruiksfunctie van gebouwen.
Het is verstandig om geen kwetsbaren gebouwen in de buurt van risicobronnen te zetten. Maar hoe bepaal je wat een kwetsbaar gebouw is? Dat doe je door te kijken naar hoeveel personen er gelijktijdig aanwezig zijn en in hoeverre die personen zichzelf in veiligheid kunnen brengen bij een incident. Zeer kwetsbare gebouwen zijn bijvoorbeeld basisscholen, gebouwen met 24 uurs-zorg, dagverblijven, kinderopvang en gevangenissen. Kwetsbare gebouwen zijn kantoren, sportscholen, hogescholen en universiteiten en evenementenlocaties.