Blog 29.09.2021

“Luister naar de inwoners, zij zijn de constante factor”

Vijfentwintig jaar lang heeft burgemeester Jan van Belzen van de gemeente Barendrecht zich ingezet voor een fysiek veilige leefomgeving. Deze week neemt hij afscheid. Van Belzen heeft altijd moeten vechten om fysieke veiligheid op de agenda te krijgen en vindt dat hij als het bevoegd gezag te weinig wordt betrokken bij grote projecten. Voor het aankomende e-book Een veilig idee interviewden we hem.

Als Van Belzen denkt aan een fysiek veilige leefomgeving, dan ziet hij een plek voor zich waar mensen ongehinderd en zonder zorg kunnen verblijven. Dan denkt hij bijvoorbeeld aan een gezinnetje dat gezellig aan het picknicken is, terwijl een kilometer verder een trein voorbij raast en er in de buurt ook een chemische fabriek staat. “Dat is het unieke van onze samenleving”, vertelt Van Belzen. “We wonen dicht bij elkaar, dicht bij de infrastructuur, dichtbij de chemische industrie en andere bedrijvigheid en dat past allemaal bij elkaar. Dat kan alleen maar als we daarvoor de juiste voorwaarden scheppen.”

Volgens Van Belzen zit het over het algemeen wel goed met die voorwaarden. “Mensen stappen gewoon de trein in, passeren een spoortunnel en niemand denkt dan ‘zal dit wel goed gaan, want er kan een botsing gebeuren’. Nee, ze voelen zich veilig. Ik vind het heel indrukwekkend wat we in ons land hebben gepresteerd. We werken, wonen en transporteren in Nederland op de vierkante millimeter en dat gaat allemaal goed. We zijn dus heel goed in staat om incidenten te voorkomen. Als die er toch zijn, dan komt dat door menselijk falen of doordat de techniek ons in de steek laat. Het kan ook een combinatie zijn van beide.”

Slapeloze nachten

Ondanks het feit dat er maar weinig grote incidenten voorkomen, maakt Van Belzen zich hier wel zorgen over. “Soms heb ik een slapeloze nacht door het idee dat er een hogesnelheidslijn uit de bocht vliegt in de spoorwegoverkapping, waardoor er tientallen doden en honderden gewonden vallen. Die omvang van incidenten kan ik niet aan. Ik heb dat eens laten onderzoeken en daar bleek uit dat het grootste risico is dat er een tekort aan ambulances ontstaat.”

Van Belzen erkent dat een incident met een dergelijke omvang niet alleen zijn verantwoordelijkheid is. “Ik weet niet hoe je zoiets moet managen. Dat hoef je ook niet alleen te doen, want het gaat dan om een nationale ramp. Ik lig er alleen weleens van wakker van. Ik ben een blijmoedig mens, maar soms pakt het je even bij de keel. Zoiets gebeurt dan wel in mijn gemeente en het gaat om mensen die hun doel niet bereiken. Het leven kan zomaar afgesneden worden. Als crisismanager en burgervader moet je dan handelen.”

Waterstofbussen

De zorgen die Van Belzen zich maakt, gaan onder andere over de pilot die het ministerie van IenM start met waterstofbussen. Deze gaan gedurende drie jaar rijden tussen Middelharnis en Zuidplein en passeren dus de Heinenoordtunnel, die door de gemeente Barendrecht gaat. “Daar voel ik mij niet senang bij. We hebben hierover gesprekken gevoerd met de veiligheidsregio, maar wij zijn nog niet voorbereid op dergelijke nieuwe brandstoffen. Natuurlijk gaan we trainen voor het geval er iets gebeurt en nemen we de nodige maatregelen, maar we weten nog niet exact de effecten van die brandstof. Dat vind ik wel lastig. Want ik ga er wel over! Op het moment dat het mis gaat, dan komt de pers naar mij. Ik ben het bevoegd gezag over die tunnel en wat er doorheen gaat. Maar de besluiten gaan allemaal buiten mij om.”

‘Oud denken’

Van Belzen is zich ervan bewust dat de minister over de tunnel gaat en hij over het crisismanagement, maar wilde liever van meet af aan betrokken zijn bij de plannen. “Nu krijg ik een brief van de minister met de mededeling ‘doe er maar wat mee’. Dan neem ik het initiatief om hierover een gesprek te voeren, maar het laat wel zien dat we in Nederland te verkokerd werken. Te eenzijdig. Niet integraal genoeg. Ik noem dat ‘oud denken’. Waarom is het Rijk niet in staat om op een volwassen manier hierover te communiceren en ons ‘aan de voorkant’  er al bij te betrekken? Ik zeg daarmee niet dat het Rijk geen oog heeft voor een veilige leefomgeving. Er zijn wel degelijk processen die goed lopen. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de chloortransporten, dan hebben we dat goed opgelost. Alleen, als het daadwerkelijk aankomt op integraal werken, dan is dat niet aanwezig.”

Rol decentrale overheden

De decentrale overheden zijn in ons staatsbestel de eerste overheden, maar Van Belzen ziet dat dit vooral met de mond wordt beleden. Als het gaat om grote renovaties aan bruggen en tunnels, dan komt de gemeente er vaak bekaaid af. “Dan moet ik Rijkswaterstaat gaan bellen van ‘zouden we dat niet eens een keer integraal gaan bekijken’. We zijn nu in gesprek over de Heinenoordtunnel, maar er komen nog twintig projecten aan. Dat zouden we veel meer kunnen en moeten afstemmen. Ik neem nu zelf daarvoor het initiatief door twee burgemeesters om mij heen te verzamelen om het gesprek met RWS aan te gaan. Om te zeggen ‘dit kan zo niet’. Wij zijn het bevoegd gezag, wij gaan over de aanrijroutes van hulpdiensten, over de veiligheid van mensen die tijdens de verbouwing gebruik maken van de tunnels en bruggen. Wij hebben zelfs een verantwoordelijkheid als het gaat om sluipverkeer. Ze moeten ons erbij betrekken, maar dat is wel sleuren. Dat decentraal denken moet echt een push krijgen.”

Vinger opsteken

Als het gaat om de vraag wie er verantwoordelijk is voor een fysiek veilige leefomgeving, dan steekt Van Belzen als eerste zijn vinger op. Toch vindt hij dat het hier niet bij kan blijven en dat de overheid veel meer de samenleving moet betrekken bij de fysieke leefomgeving: “Dat doen we te weinig. Risicocommunicatie is een verplicht nummer voor de burgemeester, maar ik heb daar te weinig tools voor en kom er ook te weinig aan toe. Maar het moet wel. Uiteindelijk zijn de bewoners de constante factor. De ontwikkelaars gaan weg na het afronden van een project, de gemeenteraad vertrekt na een aantal jaren, maar zij zijn de mensen die blijven. Daar hebben we nu te weinig oog voor.  Met de nieuwe omgevingswet liggen er kansen om dat goed te organiseren. De omgeving gaat zich daardoor meer verantwoordelijk voelen voor een veilige leefomgeving en geeft hiervoor ideeën. Uiteindelijk maken wij als het bevoegd gezag wel de afweging, maar je moet die input wel heel serieus nemen. Tien jaar geleden lag hier het idee voor de ondergrondse opslag van CO2. De bevolking wilde dit absoluut niet en het is toen ook niet doorgegaan. De tijd was er niet rijp voor en dan moet je het ook niet willen.”

Daarnaast vindt Van Belzen dat ook de gemeenteraad een meer prominente rol moet krijgen als het gaat om omgevingsveiligheid. Een rol die hij ook ziet voor de industrie. “Ondernemingen zorgen toch voor werk. De bevolking moet goed snappen dat als je alles wegsaneert, de bevolking ook wegtrekt. In deze omgeving leven en werken wij bij de gratie van de Rotterdamse haven. Ook zou ik graag vaker met de architect van een plan willen spreken. Die staan helemaal aan het begin van het proces, maar daar praat ik nooit mee.”

Niet zomaar een hobby

De praktijk leert dat omgevingsveiligheid niet altijd even makkelijk op de bestuurlijke tafels terecht komt, omdat er altijd wel ergens anders maatschappelijke onrust over is en de veiligheid over het algemeen goed geregeld lijkt te zijn. Van Belzen ziet dat zijn collega’s hier heel verschillend mee omgaan. “Burgemeesters reageren vaak heel anders voor en na een incident. Zo van ‘ik dacht dat ik een fabriek met werkgelegenheid kreeg en later bleek het een chemische bom te zijn. Had ik vooraf maar beter gekeken’. Je ziet dat ze na een incident heel alert zijn, maar dat zou altijd zo moeten zijn. Veiligheid is niet zomaar een hobby. Dat is de kern van waar je als burgemeester voor aan de lat staat. De burgemeester moet veiligheid vroegtijdig agenderen en hier echt bovenop zitten.”

Energietransitie en veiligheid?

Vooral als het gaat om de energietransitie, bekijkt Van Belzen dit met argusogen door zijn veiligheidsbril. “De projecten die we optuigen om hier iets mee te doen slikken we allemaal maar. Dan staat er opeens een buurtbatterij en komen we er daarna achter dat dit de nodige risico met zich meebrengt. In België is het al een keer flink misgegaan.  Ik heb een kritische houding tegen alles wat zich aandient als ‘dat moet toch kunnen’, maar op het gebied van energie lijkt alles te moeten kunnen. Maar wil iedereen wel iets met waterstof in zijn of haar achtertuin? Ik stel dan kritische vragen, niet om de energietransitie tegen te gaan, maar wel vanuit het uitgangspunt dat als je het doet, je het veilig moet doen. Daarin is nog wel een wereld te winnen. In Kampen is bijvoorbeeld een duurzaam huis in de brand geraakt, wat ze niet geblust kregen. Uiteindelijk hebben ze het huis met bulldozers uit elkaar gehaald om het te kunnen blussen. Dan vraag ik mij af ‘hebben we hier aan de voorkant wel goed over nagedacht’? Zelf maak ik mij er hard voor om veiligheid op te nemen in de Regionale Energiestrategie (RES). Zoiets moet je echt onder de aandacht brengen. Veiligheid dreigt iedere keer van de agenda te verdwijnen. Die ene euro voor veiligheid levert je veel op, maar omdat het om preventie gaat, ligt dat lastig. Veiligheid moet je steeds bevechten.”

 

Jan van Belzen (66) begon zijn loopbaan als leerkracht op een school en volgde daarnaast een studie geschiedenis waarin hij zijn doctoraalexamen behaalde. In 1994 werd hij voor de SGP gekozen als gemeenteraadslid van Werkendam. Na de gemeentelijke herindeling met Dussen werd hij op 1 januari 1997 wethouder van Werkendam. Op 16 september 1999 werd Van Belzen burgemeester van de gemeente Graafstroom, om op 1 juli 2005 geïnstalleerd te worden als burgemeester van Barendrecht. In juli 2011 en juli 2017 werd Van Belzen opnieuw voor een periode van zes jaar als burgemeester van Barendrecht benoemd.

Gerelateerd

Bestand downloaden